Meisjes hebben hulp nodig, jongens redden zich wel. Dit oude denken maakt dat de focus in Nederland de afgelopen decennia heeft gelegen op de meisjesslachtoffers van gedwongen prostitutie. Gevolg: te weinig kennis over jongens die in handen vallen van een mensenhandelaar en onkunde in hoe we hen kunnen helpen. Tijd voor verandering.
‘Het is heel treurig, maar wat er over jongensprostitutie te vinden was, was gebaseerd op één enkele casus’, vertelt Daniëlle van Went, zorgcoördinator mensenhandel en (jeugd)prostitutie van het expertisecentrum mensenhandel Lumens in Brabant. In opdracht van meerdere partijen doet Van Went onderzoek naar jongensprostitutie in Nederland. Haar missie: de doelgroep in beeld brengen en beoordelen of er in Nederland passend zorgaanbod is voor deze slachtoffers.
Van Went stak het afgelopen jaar veel energie in online contact, via chatboxen en websites gericht op homoseksuelen. Daar liet ze weten wie ze was en dat ze graag in gesprek wilde. Van Went: ‘Ik kreeg heel veel afwijzingen, maar er waren ook jongens die wél wilden praten. En ik kreeg tips: je zou eens op die plek moeten gaan kijken. Dat ben ik gaan doen. Ik ben het hele land afgereisd om gesprekken te voeren en om de aangegeven plekken te bezoeken, van café tot straathoek tot homo-ontmoetingsplekken in het bos.’ Uiteindelijk sprak Van Went zo’n vijftig jongens die zichzelf (gedwongen) prostitueerden. Slechts een fractie van het werkelijke aantal, vermoedt ze. ‘Ik ben bang dat het een heel grote groep is, maar hoe groot weet niemand. Er is nog zo veel onder de oppervlakte, ook vanwege al die taboes die er rondom dit onderwerp spelen (zie kader, red.). Bijna iedere betrokkene is erbij gebaat om deze foute wereld verborgen te houden. Dat vind ik nog het meest enge. Je weet niet tegen wie je het opneemt, omdat iedereen elkaar afschermt. Het is zo schimmig. Ik heb er rondgelopen, op die vieze bosplekken langs tankstations, tussen de condooms en tissues door, over de ingesleten paadjes naar dichte bebossing. En dan zie je daar een man lopen met een jongetje, duidelijk geen vader en zoon. Als je dan gaat rondvragen wordt er alleen maar gelachen. Niemand zegt iets. De slachtoffers zelf zijn ook goed geïnstrueerd. Wanneer je ze vraagt wat ze daar in die bosjes doen, zeggen ze dat ze gewoon een rondje aan het lopen zijn.’
Frank Noteboom van het Centrum tegen Kinderhandel en Mensenhandel wil dit jaar van gedwongen jongensprostitutie een speerpunt maken. Hij noemt hierbij ook de verantwoordelijkheid van de klant als een belangrijke sleutel tot het ontsluiten van kennis. ‘Het gaat vaak ook gewoon om huisvaders die niet in de openbaarheid willen brengen dat ze seks met jongens hebben, zelfs al wéten ze dat er uitbuiting plaatsvindt. Zij willen koste wat het kost dat het uit de openbaarheid blijft. Het is echter belangrijk dat zij deze misstanden gaan melden, bijvoorbeeld anoniem.’
Sugardaddy
Tijdens haar onderzoek naar jongensprostitutie heeft Van Went weinig gemene delers kunnen ontdekken als het gaat om de slachtoffers. ‘Vanuit de literatuur dacht ik altijd dat het vaak om buitenlandse jongens gaat, maar in de praktijk zie ik dat niet terug. Zelfs niet dat ze uit een bepaald milieu komen.’ Ook de manier waarop jongens in de (gedwongen) prostitutie terechtkomen wisselt. ‘Er zijn er die iemand pijpen voor een tientje en een pakje shag’, weet Van Went. ‘Dat doen ze dan een paar keer omdat het makkelijk is en voor ze het weten raken ze verstrikt in de prostitutie. Maar ik hoor ook verhalen van jongens die door hun zogenaamde vriendje in het werk zijn gebracht onder het mom van: samen verdienen we meer. Tja, en dan gaat die “relatie” uit, maar zit zo’n jongen wel midden in een prostitutienetwerk.’
Noteboom noemt ook de sugardaddy-constructies. ‘Jonge jongens die worstelen met hun seksuele identiteit gaan vaak via internet op zoek naar informatie en contacten. Deze jongens worden soms ook gecontacteerd door oudere mannen die hen ‘wegwijs’ maken in het wereldje. Zo’n man neemt dan zo’n jongen onder zijn hoede, isoleert hem, verstrekt in sommige gevallen financiële middelen en leent de jongen, vrijwillig of onvrijwillig, uit aan vrienden dan wel klanten. Dit is niet alleen gericht op geld, maar kan ook gericht zijn op het verhogen van de status van de oudere man binnen de gemeenschap.’
Het is overigens een fabel dat alleen homo- en biseksuele jongens in de prostitutie zitten, benadrukt Noteboom. ‘Het gaat ook vaak genoeg om heterojongens die bijvoorbeeld onder druk worden gezet met seksueel expliciet materiaal of in de schulden zitten en/of verslaafd zijn. Denk bijvoorbeeld aan jongeren die dak- en thuisloos zijn, een groeiende groep in Nederland. Hoe komen zij aan hun geld? En de transgenders. Bij uitstek een groep die te maken heeft met dwang en geweld en waar nog heel weinig over bekend is, terwijl we weten dat ze actief zijn in legale en illegale prostitutie.’
De enige gemene deler die Van Went ontdekte is meteen een heel schokkende: de leeftijd van de jongens. Schrikbarend jong. Van Went: ‘Als ik online zo’n chat binnenstap, krijg ik bijna onmiddellijk de vraag hoe oud ik ze wil hebben. “Ik kan leveren van tien tot zeventien jaar”, wordt er dan gezegd. Er zijn dus mensen die toegang hebben tot deze jonge kinderen. En er is een markt voor: “Papa zoekt zoon” lees ik in de online advertentieteksten. Ik heb jongens van dertien, veertien jaar gesproken die seks moesten hebben met volwassen mannen. Niemand zei ooit tegen hen dat ze te jong waren. Het is treurig dat zo weinig mensen hun verantwoordelijkheid nemen.’
Dreiging en geweld
Uit het wereldje van jongensprostitutie stappen is lastig, zeggen Noteboom en Van Went. Noteboom: ‘We weten dat dit fenomeen met veel dreiging gepaard kan gaan, bijvoorbeeld door ze te chanteren met seksueel expliciet materiaal.’ Een ander groot probleem is dat veel jongens zichzelf niet als slachtoffer zien. Van Went: ‘Het wereldje is klein, iedereen kent elkaar. Er is altijd controle, van alle kanten. Maar de slachtoffers zelf zeggen ook – en dat vind ik nog het meest schrijnend: wie ziet ons nu als slachtoffer? Meisjes zijn slachtoffers, jongens niet. Ze voelen zich niet erkend, denken dat niemand zich om hen bekommert. Daarnaast geven ze zichzelf vaak de schuld van de situatie, omdat ze in eerste instantie meestal zelf hebben toegestemd. Alles bij elkaar maakt dat ze niet met hun verhaal naar buiten komen. Ze leven in een verborgen wereld, psychisch hebben ze het enorm zwaar. Ze zijn bang, schamen zich, gaan twijfelen aan hun eigen geaardheid en gebruiken in veel gevallen drugs om hun ‘werk’ te kunnen doen: “Ik neem het middel in en ga op mijn buik liggen tot het klaar is” – hoe vaak ik dat niet gehoord heb… Het geld dat ze verdienen hebben ze weer nodig om nieuwe drugs te kopen; ook weer zo’n vicieuze cirkel waar ze maar moeilijk uit komen.’ Sommige jongens weten eruit te komen door zelf te gaan ronselen, vertelt de onderzoekster, anderen die ermee stoppen worden ernstig bedreigd en vaak nog tijdenlang benaderd.
Maar het ligt niet alleen bij de jongens zelf. Ook de hulpverlening hapert. Van Went: ‘Nu hoor ik nog vaak: “Ik meld me en dan?” Er gebeurt te weinig. Het ontbreekt ons in Nederland aan een laagdrempelig en effectief hulpaanbod voor deze jongens. Pas als we dat hebben, zullen deze jongens zich gaan melden.’ ‘We moeten kennis en expertise rondom deze groep slachtoffers ontwikkelen’, beaamt Noteboom. ‘Met een kopie van de aanpak van loverboyproblematiek bij meiden ben je er niet. Het gaat hier om een heel andere groep, met eigen problemen en noden. We moeten een andere bril opzetten, ook richting de jongens zelf. We dichten ze nu nog veel te veel empowerment toe. Het wordt tijd dat we ze gaan zien als jongens die hulp nodig hebben, als slachtoffers.’
‘Een andere bril én een andere aanpak’, zegt Van Went: ‘Hulpverleners moeten het veld in. Van die stoel af en gáán. Anders bereik je deze jongens niet. Online moet je weten waar te zijn, want daar worden de seksafspraken veelal gemaakt, maar de uiteindelijke seks wordt in de werkelijke wereld bedreven. We moeten op zoek naar de plekken waar de uitbuiting plaatsvindt, zoals homo-ontmoetingsplekken, bosplekken langs tankstations en noem maar op. Als hulpverlener moet je contact maken met slachtoffers. Jongens die uit dit wereldje willen stappen, moeten kunnen praten met iemand die kennis van zaken heeft. Iemand die hen beschermt. En ja, die benadering kost tijd. Voordat je überhaupt het vertrouwen hebt gewonnen van zo’n jongen ben je een halfjaar verder. Het geldt hier op alle fronten: als we een verandering teweeg willen brengen, moeten we investeren, investeren, investeren.’
Jongensprostitutie: omgeven door taboes
Gedwongen jongensprostitutie is omgeven door een mix van grote taboes. Deze taboes zorgen ervoor dat slechts weinigen (zowel slachtoffers als klanten) erover durven te praten:
– Homoseksualiteit
– Slachtofferschap jongens
– Seks voor geld
– Als heterojongen seks hebben met mannen
– Als huisvader seks hebben met jongens
– Perversiteit bekend binnen deze scene (vastbinden, groepsseks, seks met dieren)
– Slachtoffers met islamitische achtergrond, cultuurtaboe
Leestips
Jongensprostitutie, de contactlegging tussen jongen en klant nader beschouwd, Christiaan Los, 2014
Zicht op kwetsbaarheid, een verkennend onderzoek naar de kwetsbaarheid van kinderen voor mensenhandel, Nationaal
Rapporteur Mensenhandel, 2016
De Wereld van de Mannenprostitutie, Gerlise Vos, 2017