‘Mijn eerste opdracht bij Fier was het begeleiden van een meisje dat nog thuis woonde. Ze heette June*. Toen ik voor het eerst bij haar thuis kwam, deed haar moeder de deur open. Ze keek me aan en zei: “Ze heeft zich verstopt, ga haar maar zoeken”. Toen stapte ze opzij. Ik heb echt het hele huis doorzocht, en dat was énorm. Uiteindelijk vond ik June op zolder.
June was woedend. “Ik wil niet met jou in gesprek”, schreeuwde ze. Ik, die nog stond na te hijgen van al die trappen, kon alleen maar uitbrengen: “ik kán niet eens met je in gesprek, ik heb eerst een slokje water nodig”. Toen schoten we allebei in de lach, haalde zij een glaasje water en konden we toch praten. Al snel bleek dat June het thuis niet redde en dat het goed zou zijn als ze een tijdje bij Fier kwam wonen – bij mij op de groep. Ach, en toen liep ze weg. Wat ik niet heb gedaan om haar over te halen om terug te komen. Dat doe ik bij alle meiden hoor. Ik maak me anders zo’n zorgen. Ik ga ze gewoon achterna.
June heeft het uiteindelijk geweldig gedaan. Ze heeft zelfs haar havo gehaald. Tróts dat we bij Fier waren! Toen ze wegging bij Fier ben ik met haar uit eten gegaan. Dat doen we altijd met de meiden als ze weggaan, een afsluitend uitje. Na het eten wilde ik gaan afrekenen, maar toen bleek dat June dat al had gedaan. Van haar eigen verdiende geld. Zat ze daar toch te stralen. Zij was écht het voorbeeld van het motto dat ik de meiden altijd meegeef: dreams don’t work, unless you do.
Voor ‘mijn’ meiden haal ik alles uit de kast. Het zijn soms heel kleine dingen die een groot verschil kunnen maken. Wij doen elke avond een beddenronde op de groep. Even een knuffel, samen kijken wat er die dag goed is gegaan. Bij een meisje dat het heel zwaar had, merkte ik dat voorlezen haar rustig maakte. Ik begon met een sprookje van Grimm en deed de stemmetjes na. De volgende avond kwam er een ander meisje bij zitten. De derde dag zaten ze er allemaal.’
Dyonne is teamleider bij Fier.
*De naam June is uit privacyoverwegingen verzonnen.